Mijnmonument Terwinselen klik hier
Davylamp
Mijngas en afzuiging van mijngas
De veiligheidslamp of benzinelamp
Het doel van een veiligheidslamp
is het aantonen van koolzuur of mijngas in ondergrondse werken, vroeger ook
dienst als lichtbron.
Een defecte benzinelamp kan zeer
gevaarlijk zijn.
Om te voorkomen dat een defecte
benzinelamp ondergronds komt, moet iedereen die gerechtigd is een benzinelamp
te dragende volgende controles goed in acht nemen en telkens weer toepassen.
Bij beschadigde onderdelen kan de mijngasvlam door de
gaaskap slaan
1 Lamp in ontvangst nemen |
Letten op eigen lampnummer |
2 Controleer of lamp gesloten
is (boven en ondergronds |
1. Lampenpot in rechterhand,
bovenstel in linker. Beide onderdelen heen en weer draaien, zodat men
overtuigd is dat de lamp gesloten is 2 Is de lamp niet voldoende
gesloten dan kan mijngasvlam tussen ring en pot naar buiten slaan |
3 Controleer haak (boven en ondergronds) |
1 Punt om gaaskap draaien 2 Mag nergens de kap raken |
4 Controleer gaaskap (boven
en ondergronds) |
1 Hand tegen het glas houden en
van boven door gaasvlam naar de vlam kijken 2 Rondom goed nazien op
beschadigingen 3 Controleren of 2 e gaaskap
aanwezig is |
5 Controleer glas (boven en
ondergronds) |
1 Of glas niet beschadigd is 2 Of glas vastzit tussen ring en
gaaskap |
6 Controleer pitsteller (boven
en ondergronds) |
Vlam moet groot en klein
gedraaid kunnen worden |
7 Controleer ontsteker (boven en
ondergronds) |
1 Pit omhoog draaien, lamp
ontsteken 2 Of deze goed werkt |
8 Controleer pitsteller en
ontsteker (boven en ondergronds) |
Mogen geen speling hebben |
9 Controleer lamp op
blaastoestel (Bovengronds) |
1 Lamp met pot in houder
plaatsen 2 Geheel ronddraaien 3 Vlam observeren of ze niet
beweegt |
10 Lamp ondergronds controleren
op dichtheid |
1 Rondom langs boven en
onderrand glas blazen 2 Voor pitsteller hand schuin
onder pot houden en tegen hand en pot blazen 3 Vlam in beide gevallen
observeren of ze niet beweegt of groter wordt |
Zelfs met een goede
veiligheidslamp kan het mijngas-luchtmengsel ontstoken worden en wel
ad 1. De vlam van het in de lamp
brandend mijngas slaat door de gaaskap
ad 2,
Deze vlam waait door de gaaskap en ontsteekt dan het mijngas- luchtmengsel
buiten de lamp
ad 3.
De gaaskap kan gaan gloeien.
Om de aanwezigheid van mijngas aan
te tonen en om het gehalte ongeveer te bepalen, is de benzinelamp een
uitstekend middel.Wanneer een onderzoek naar mijngas wordt ingesteld, moet als
volgt te werk worden gegaan; de vlam wordt klein gedraaid, zodat er slechts een
klein vlammetje zichtbaar blijft; vervolgens wordt de lamp langzaam omhoog
gebracht en bij afwezigheid van mijngas
eveneens langzaam teruggetrokken.
Bij aanwezigheid van mijngas zal
zich, om dat kleine vlammetje, een lichtblauwe doorzichtige lichtkegel
(aureool) vormen . De lengte van de aureool, dus eigenlijk de lengte van de
mijngasvlam geeft het gehalte mijngas aan.
Is het mijngasgehalte ± 4,5% dan
wordt de aureool (mijngasvlam) zolang, dat ze de bovenkant van de gaaskap
raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap
gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op,
aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden. Zodra bij
het onderzoek blijkt dat er mijngas aanwezig is, moet de lamp worden
teruggetrokken. Het terugtrekken van de
lamp moet voorzichtig moet geschieden, vooral niet met een ruk, omdat bij
haastig terugtrekken, de vlam van het mijngas (aureool) door de gaaskap zou
kunnen slaan.
Is door een of andere oorzaak de
gaaskap toch gloeiend geworden, of blijft
de mijngasvlam (aureool)
doorbranden nadat de lamp is teruggetrokken dan mag de lamp in geen geval
worden uitgeblazen. De pit moet dan helemaal worden ingedraaid. Vervolgens moet
de lamp onder een jas of ander kledingstuk worden geborgen en de post
onmiddellijk worden verlaten.
Mocht de lamp tijdens het
aflichten zijn uitgegaan dan mag deze niet op dezelfde plaats worden ontstoken.
Men moet zich dan naar de verse luchtstroom, waar men de lamp controleert en
opnieuw oplicht.
Ook een benzinelamp waarmee een
onderzoek op mijngas wordt ingesteld moet eerst worden nagekeken. Wordt daarbij een fout geconstateerd, doen
dove men de lamp en ruile ze in tegen een die
onbeschadigd is.
Met een lamp zonder gebreken, kan
de ervaren mijnwerker zich in een mijngaslucht-mengsel begeven, zonder dat dit
direct gevaar oplevert.
Zodra aan iemand toestemming wordt
verleend tot het gebruik van een benzinelamp, worden hem de voorschriften,
betreffende het gebruik van deze lamp overhandigd. Deze voorschriften moeten
stipt worden nageleefd.
De mening van vele mijnwerkers,
dat de lucht, nodig om het branden te onderhouden, door de gaaskap naar binnen
stroomt is onjuist. De nodige lucht stroomt naar binnen door de luchtring, die
boven op de pot,- dus onder het glas- is aangebracht. De verbrandingsgassen
treden door de gaaskap naar buiten.
Het mijngasgevaar wordt bestreden,
door te zorgen dat in alle gangen en werkpunten voldoende verse lucht wordt
toegevoerd. Is het mijngas genoegzaam verdund, dan is het mijngas-lucht mengsel
niet meer ontplofbaar.
Wordt op een post mijngas
geconstateerd, dan moet het werk daar onmiddellijk worden gestaakt.
Het toezichthoudend personeel moet terstond van de situatie op de hoogte
worden gebracht. De post moet direct worden afgezet, opdat niemand die plaats
kan betreden.
Komt men bij het begin van een
dienst op de post en merkt dat de ventilator stop staat, dan moeten de
voorschriften van de betreffende mijn worden opgevolgd
(de ventilator mag nooit worden aangezet,
want dit kan ernstige gevolgen hebben)
Hückelhoven Ratheim Mijn Sophia Jacoba Bild Frank
Glaubitz
Copyright DBT Lünen? (svp melden,bitte
melden)
Brand in een mijn
(Grubenbrand)
Kolenstof
Behalve het mijngas kan ook
kolenstof, vooral in de allerfijnste vorm, een groot gevaar opleveren.
Kolenstof is in de mijn bijna overal aanwezig. Bij magere kolen , dus kolen ,
die weinig vluchtige stoffen bevatten, is dit stof ongevaarlijk. Het kolenstof
van vet-, vlam-, gas- en gasvlamkolen, kan echter als het met lucht vermengd
wordt tot ontploffing komen (bijvoorbeeld bij een mijngasontploffing of bij het
schieten). In mijnen waar dergelijke kolensoorten worden gewonnen kan een
mijngasontploffing zich voortplanten als een kolenstofontploffing.
Het gevaar wordt bestreden door
middel van :
Zo weinig mogelijk stof produceren.
Injecteren (water onder hoge druk
persen) in de kolenlagen.
Goede kolenverwerking. ( grote
brokken winnen)
Afremmen van kolen als deze te
snel door de transportmiddelen glijden.
Valhoogten zo laag mogelijk
houden. Dit is bijvoorbeeld bij overgangen van transportbanden en laadkasten.
Op de bewuste plaatsen en in de
pijlers sproeiers aanbrengen.
Aanwezig stof nat houden zodat het
niet kan op en wegwaaien
Het stof vermengen met steenstof.
Deze wordt in de gangen gestrooid.
Voordat men daar mee begint moet de aanwezige stof op kappen en wanden worden
verwijderd als deze stoflaag dikker is dan 2 millimeter.
Proefondervindelijk is bewezen dat
de gevaarlijke kolenstof niet meer ontplofbaar is, indien het mengsel van steen
en kolenstof minsten 50% steenstof bevat.
Steenstofgrendels
Als voorzorgsmaatregel om te
voorkomen dat een mijngasontploffing zich verder in een mijn voortplant worden planken
met steen, mergel en kalkstof onder de kappen in gangen opgehangen.
Wanneer een ontploffing
plaatsvindt worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omver geworpen.De steenstof valt naar beneden en dwarrelt op en
vormt daardoor een stofgordijn.
De steekvlam die achter de
luchtdruk aan komt verstikt daardoor.
Het meten van de aanwezigheid van
de hoeveelheid stof gebeurt met
onderstaand instrument.
Het
principe van de Tindalloscoop is, dat de lucht die
vervuild is met stof een andere brekingsindex heeft dan schone lucht..
Mijnmonument
Terwinselen 2019
Jo Knobbe
maakt fundament
26-8-2019
De sokkel stat al. Daarna wordt rondom
het monument geklinkerd. 4,50 meter rondom , de afmeting van de schachten op de
Staatsmijn Wilhelmina
Gedicht van Frans Stollman houwer
ook op de Wilhelmina.
Links op de foto staat hij
vergezeld van zijn kleinzoon luisterend nar een boeiende ronleiding
van nummer 300.
Glück Auf, Glück Auf
de lamp
die brent, de verjange tsied loos ós óch zieë,
iech
wees zicher dat wie leëg ós dörp woeëd en woar
jiddere
Ex-Kompel
ós koel en D’r Sjtaat jong tseruk joar noa joar.
dat van
vruier kent. D’r Pap broechet
nuus mieë a jen dusj
Zie tseget ós jevoar uvver zieng koel aan de kinger tse liere,
went
dat óngeneer woar, en
de Mam jing pungele
mieë wèsje
zie
goof ós ’t nüedieje lit en aldaag tsemplieje doebbele tse sjmiere.
dat
jong aldaag mit ós mit. De wèsj lienge in d’r jaad mit wiesse wësj
Van iezer mit inne kóffere rank die ummer ónger
d’r sjtub zoos van de koel,
droog sjis huier en meesterhuier, de koale-kis en teut woare nit mieë tse
zieë
en ing
die blinket jans va kóffer d’r JAAS
verdreef de koale en koam alling erop
droog
d’r sjtiejer van vruier.
dat daad DEN HAAG en vier koellü hole
de moel.
Glück
Auf, Glück
Auf,
de lamp
van ós is tseruk,
de dörps veraine vole benoa oezeree
dankbaar
mósse vier drum zieë, kroge kóm nog mitjelieder bijenee,
veule
in d’r körper vräud en jeluk ’t Doefes van d’r Joep woar leëg
den um
alle kómpele tse iere zieng büsj kroog doe wuste sjleëg.
is ’t
noen nog nit tse sjpieë.
De jesjefter donge hei en doa sjlisse
de koele in Limburg jonge ee vuur ee tsouw
en de hoeshallinge hauwe
winniejer tse misse.
Glück Auf, Glück Auf,
de lamp
die noen hei sjteet
Tsezame dinke vier
hei óch aan ós kammerade
doa druvver wisse vier nui besjeet, die mit ós werkete
en nit mieë zunt,
zoeë
dat jinne zal verjèse
die heun leëve hant jejeëve in de koele
wat d’r
koelman hat jedoa en minnieg boave en óngeneer en woavan de name
leëve
hat jejoave en versjlèse. hinge óp sjting óp d’r vruiere koelplai sjtunt.
Glück Auf,
Leef
kómpele – Familië en bekankde
vier zunt hei hü óp dizze daag bijee,
óch vuur ós kunt ins de tsied
dat vier nit mieë zunt ee vuur ee.
Dan hoffe vier dat durch lü
van d’r Sjtaat en in jans Limburg
aan
ós en d’r vruiere KOELMAN weëd jedaad
Glück Auf,
en DANK
zage vier aan ALLE Lü,
die hei aan de lamp hant jewerkt
al die monde en sjtonde, bis d’r daag van hü. Frans Stollman.
Terug klik hier
Hier onder:
Een praktische opdracht gemaakt door een
leerlinge van het Sintermeertencollege
(Noot van de webmaster) Ik ben
blij dat de jeugd zich verdiept in de “mijnbouw”. En zeker in een heel moeilijk
en belangrijk onderdeel zoals jij hebt ingezonden .
Proficiat en dan spreek ik namens
veel kompels.
P.O.
Geschiedenis 01
MijnVerleden
Lieke
Grassère H4c
2004-2005
Smc
o.l.v.
Mevr Beusekom
Inhoudsopgave:
Inleiding
Hoofdvraag: Hoe
belangrijk was de Veiligheidslamp voor een mijnwerker?
Welke vragen wil ik allemaal beantwoord hebben in mijn Praktische
Opdracht?
Wat
was de Veiligheidslamp en Hoe werkte
deze?
Waarvoor
werd deze lamp gebruikt?
Waren
er nog meer soorten lampen?
Hoe
en waarom werd men een mijnwerker?
Wie
was de mijnwerker en hoe leefde hij?
Had
de veiligheidslamp waarde voor de mijnwerker?
Evaluatie
Inleiding
Mijn
Praktische opdracht van geschiedenis gaat over Mijn Verleden, waarbij we een
voorwerp uit moesten kiezen dat met de Mijnen te maken heeft. Het voorwerp dat
ik gekozen heb is de Veiligheidslamp, ook wel de Safety lamp genoemd. Het thema
wat hierbij hoort is Werken. De vragen bij het thema Werken en de Kijkwijzer op
de site www.mijnverleden.nl
horen hierbij.
Ik heb
mijn werkstuk verdeeld in een hoofdvraag en in vragen die ik graag beantwoord
zou willen hebben in mijn Praktische Opdracht. Deze staan wel door elkaar heen
in het werkstuk maar dat maakt niet uit, zolang ik er maar antwoord op krijg.
Op deze manier van werken kom ik makkelijker achter het antwoord op de
hoofdvraag. Hierdoor is het antwoord op de hoofdvraag dan ook korter dan de
antwoorden op de vragen, want het antwoord geef ik als een korte samenvatting,
van alle informatie en antwoorden op de vragen.
De hoofdvraag: Hoe
belangrijk was de Veiligheidslamp voor een mijnwerker?
De
veiligheidslamp was voor de mijnwerker een van de belangrijkste dingen onder de
grond. Het had een belangrijke functie die voor iedereen heel belangrijk was.
Het lette op het mijngas en op het koolzuurstof. De lamp was dus belangrijk
voor de gezondheid en de veiligheid van de mijnwerker, dat waren zowat de
belangrijkste punten voor de koempel.
Na
werktijd had deze lamp geen speciale functie of waarde voor de koempel. De lamp
was een heel lange tijd aanwezig en heel belangrijk voor het verder werken in
de mijn. Maar in de tijd dat de veiligheidslampen verdwenen en de gasmeters
elektronisch werden, hadden de Davy lampen een minder grote functie.
De
Veiligheidslamp van sir Humphry Davy was naderhand
wel altijd leuk als aandenken. Veel nu bejaarde mensen die vroeger in de mijnen
hebben gewerkt, hebben misschien nog wel zo eentje thuis staan, om toch het
harde werken van vroeger niet te vergeten. Het verleden is erg belangrijk voor
de oud generatie. Er zijn genoeg mensen die door het werken in de mijn vaak
vrienden of kennissen zijn verloren door een ongeluk in de mijn. De spreuk:
Glück Auf! Zal dan ook nog wel zeker iedere mijnwerker of iedereen die daarmee
verwant was, kennen. Het betekende een veel geluk en kom goed terug. Dat was
een algemene vertaling. Bijna iedereen had daar wel een andere mening uit maar
dit was zo ongeveer de meest algemene.
Nu
zijn er heel veel verschillende dingen die aan het mijnverleden terug denken.
Zo kun je bijvoorbeeld een kolenbrik kopen met bijvoorbeeld de O en de N. Dat
staat dan voor de Oranje Nassau. Dat was de mijn waar die brik dan vandaan
kwam.
Wat was de Veiligheidslamp en hoe werkte deze?
De
veiligheids lamp wordt ook wel de Safety lamp genoemd. In 1815 is deze
uitgevonden door Huprhy Davy. Davy was geboren in
1778 in Penzance. Davy had meerdere belangrijke
bedragen tot de geschiedenis, maar een van de belangrijkste was toch wel dat
hij de fabrikanten aanmoedigde om een wetenschappelijke benadering van
productie te kiezen. Zijn uitvindingen/ontdekkingen in de chemie hielpen
verschillende industrieën te verbeteren, bijvoorbeeld de Mijnindustrie, de
landbouw en het looien.
Toen
hij voor de Maatschappij voor het Verhinderen van Ongevallen in Kolenmijnen, de
voorwaarden waarop de mengsels van mijngas en lucht exploderen bestudeerde
leidde dit uit tot de uitvinding van de miner’s safety lamp en tot verder onderzoek naar de vlam.
Humphry Davy stierf in 1829.
De
veiligheidslamp is een belangrijke uitvinding in de mijnindustrie geweest. Deze
lamp gaf niet zoals gewoon alleen maar licht, maar liet ook zien wanneer er een
te hoge concentratie aan mijngas was. Want zodra er teveel mijngas samen met
een bepaalde hoeveelheid zuurstof in een ruimte aanwezig is, is er
ontploffingsgevaar. Ontploffingen zijn natuurlijk altijd gevaarlijk , maar
vooral toen in de mijnen. Het was diep onder de grond, in kleine en enge
ruimten, en dat vergroot de kans op instortingsgevaar. Als dat gebeurde kon men
nog niet zo snel weg, of gered worden. Explosies van mijngas is een van de grootste veroorzaker van
ongelukken in de mijn. Dit was, op instorting en vallend gesteente na, de
grootste doodsoorzaak onder de mijnwerkers.
Maar hoe werkt deze lamp nu eigenlijk?
Het
ideale aan deze lamp is dat het kopergaas gaat (gloeien).* (lieke zie opmerking)
Dat
was het teken dat men moest zorgen dat ze daar weg kwamen. Het kapje van de
lamp had niet echt een heel belangrijke functie. Het zat daar ook voor de
beschermingnet als het omhulsel. Het zat daar ook voor de bescherming net als
het omhulsel. Het hengsel spreekt natuurlijk ook voor zich zelf. Een opzichter
hing de lamp aan zijn lus van zijn werkkleding. Of ze werd en opgehangen aan
plaatsen waar licht nodig was,hoewel ze niet veel licht afgaven, of waar een
gasmeting moest plaatsvinden.
* Opmerking: Het prıncipe van de
werking van de mijnlamp is de hoge warmtegeleidingcoëfficiënt van het
koper van het gaaskapje. Het mıjngas kan wel ın de lamp, maar de
warmte van de vlam wordt door het koper afgevoerd zodat het gas buıten de
lamp nıet ontstoken kan worden. Het gas gaat in de lamp branden. Gaat het
gaas gloeıen dan ıs het echt 'foute boel' want dan wordt het gas
buıten de lamp wel ontstoken. Voor de veiligheid ıs de gaaskaap
dubbel uıtgevoerd.
Door
de constructie, namelijk een dubbele gaaskap, gemaakt van kopergaas waarbij op
elke vierkante centimeter 144 gaatjes zitten, kan het gas wel naar binnen stromen
maar de vlam kan als gevolg van hoge warmteafvoer het kopergaas niet uitslaan.
De
benzinelamp wordt brandend meegenomen. Hij dient dan voor verlichting. De Wik
staat hoger zodat
een
gele lichtgevende vlam aanwezig is.
De
werkplek moet opgeruimd zijn om struikelen tijdens de meting te voorkomen.
Voordat
men gaat meten wordt de wik omlaag gedraaid zodat een klein vlammetje
overblijft in de vorm van een druppel.
Eventuele
elektrische verlichting wordt gedoofd.
Voor
de mijngasmeting plaatst men de lamp in de palm van de hand en tast met de lamp
rustig in de ruimte aan het plafond af. Mijngas is lichter dan lucht dus het
drijft op de lucht en stijgt naar het plafond.
De
benzine lamp is ook geschikt voor het vaststellen van het zeer gevaarlijke
koolzuurgas.
Koolzuurgas
is verstikkend. Het is zwaarder dan lucht, waardoor het zich verzameld in de
lagergelegen ruimten. Het menselijk lichaam signaleert de aanwezigheid van
koolzuurgas niet. Ongemerkt verliest men het bewust zijn en valt om, waardoor
men geheel in het verstikkende gas terecht komt.
Voor
de koolzuurgasmeting neemt men de lamp bij de haak vast en tast met de lamp
rustig de vloer af. Bij aanwezigheid van koolzuurgas zal de lamp doven.
Bij
weeromslag, een depressie, is een verhoogde kans op gasuitstroom.
Als
waarschuwing brandt dan bij de schacht de ‘rode lamp’. Dit was voor iedere
mijnwerker een duidelijk teken dat er gevaar was en dat je dus moest oppassen.
Dus de
Davy lamp had meer functies dan ik had verwacht. Mijn verwachting was dat hij
alleen licht gaf en mijngas opspoorde, maar nu blijkt dus dat hij ook het
koolzuurgas meet .
Maar
de davy lamp was belangrijk. Voor iedereen die onder
de grond werkte. Niet alleen voor het licht, maar als de lamp er niet was, was
men niet goed genoeg op de hoogte van het gevaar onder de grond. Wist men namelijk niet dat er mijngas in een
bepaalde ruimte was en je ging daar even lekker boren, kon het gebeuren dat
zelfs een heel deel van de mijngang instortte waardoor misschien weer heel veel
doden konden vallen.
Natuurlijk
had niet iedereen een Davy Lamp, veiligheidslamp. De lampen waren vrij kostbaar
en werden daarom niet aan iedere ‘koempel’ gegeven. De gewone mijnwerkers zoals
de slepers, de hulphouwers en houwers kregen er geen. Daar was dat al zelf iets
van verlichting maar niet zo iets als de veiligheidslamp. Koempels met andere
functies, zoals de fahrstieger, oftewel de
Meesteropzichter, de opzichter, de meesterhouwer en de schiethouwer beschikte
wel over deze lamp. Hun functie was hoger en misschien in sommige opzichten
belangrijker. Het was natuurlijk niet zo dat de veiligheidslamp de enige soort
lamp in de mijn was er waren natuurlijk ook vereenvoudigde lampen die niet dat
dubbel kopergaaskapje hadden. Deze waren alleen voor het licht. Het was
natuurlijk ook niet zo dat de veiligheidslamp het enige soort lamp in de mijnen
is geweest sinds de mijnen open waren. In de tijd voor de veiligheidslamp waren
de lampen veel meer vereenvoudigd. Gewoon een kaars, of een klein vlammetje was
genoeg vond men toen. Ze wisten toen natuurlijk ook niet beter. Die waren
logischerwijs ook veel gevaarlijker, zo openvuur in een ruimte waargas kon
zijn. Voor het opsporen van gas hadden ze in de tijd een musje in een kooi of
muizen. Als deze dan dood omvielen wisten ze dat ze moesten maken dat ze
wegkwamen. Ze kozen extra voor deze dieren want die waren daar gevoelig voor.
De
tijd na de veiligheidslamp was qua techniek veel verder gevorderd. Men wist
veel meer en had de accu uitgevonden. Hierdoor kwam de lamp die op de
veiligheidshelm zat gemonteerd en met een snoer aan de accu zat die de
mijnwerker zelf bij zich droeg. Van deze lampen had IEDEREEN een, een groot
verschil met de veiligheidslamp. De lamp was in gebruik veel handiger, want men
had de handen vrij. De invoering van deze elektrische lamp wilt niet zeggen dat
de Veiligheidslamp van sir Humphy Davy nooit meer
gebruikt werd. Integendeel. Tot de tijd dat men de gemoderniseerde gasmeters
had uitgevonden werden deze lampen nog optimaal benut.
Wat waren de beroepen
ondergronds?
Er was
een opleiding voor de het werk in de mijnen ondergronds. Die opleiding heette
de OVS, de Ondergrondse Vak School. Deze opleiding was uitsluitend voor het
werk ondergronds. Voor werk bovengronds was de BVS, de Bovengrondse Vak School.
Je kon verschillende richtingen
uit onder de grond. De beroepen/functies van laag naar hoog:
- de sleper
-
de postsleper
-
de hulphouwer
-
de houwer
-
de schiethouwer ook wel ploegbaas of voorman genoemd
-
de meesterhouwer
-
de opzichter
-
en de Meesteropzichter, ook wel der Fahrstieger
genoemd
Hoe
werd je een mijnwerker?
Jongeren
van 14 tot 18 jaar volgden de Ondergrondse vakschool. Dat was de voorloper van
de mijnschool. De MVS, wat mijnbouwkundige vakschool betekent.
Men
begint als sleper, postsleper, hulphouwer en uiteindelijk houwer.
Als je heel goed functioneerde kon je meesterhouwer worden en eventueel
dienstdoend hulpopzichter.
Om te kunnen functioneren als leidinggevende ging men naar de mijnschool en
leert daar voor opzichter.
Natuurlijk
waren de beroepen ondergronds allemaal gevaarlijk en niet goed voor je
gezondheid, maar hoe hoger je functie was, hoe beter de omstandigheden voor je
waren. Dat wil niet zeggen dat je geen gevaar meer loopt, die kans hield je
altijd. Er hoefde namelijk maar iets fout te gaan en er kon een ongeluk plaats
vinden, dat vaak de grootste gevolgen kon hebben.
De
invloeden van deze mensen waren allemaal verschillend maar toch allemaal vrij
belangrijk. Als een sleper niet goed deed aanvoeren kon een hulphouwer niet
verder. Elk beroep ondergronds had invloed op elkaar. Bovengronds was dat
minder, maar ook daar was samenwerking belangrijk.
Wat
waren motieven om in de mijn (en verwanten zoals smederijen en wasserijen) te
gaan werken?
Meestal
was werken in de mijn noodzaak. Jeugdigen werden verplicht door ouders, ouders
die de droom van hun zoon of dochter kapot maakten. Er waren bijvoorbeeld
jongens die graag beroepsmilitair wilde worden, maar toen na dienstplicht, van
hun ouders verplicht moesten terug komen om in de mijn te werken en het,
meestal grote, gezin te onderhouden. Er waren veel van deze voorbeelden.
Richting het einde van de mijnperiode werkten er alleen mannen en jongens
ondergronds. In de tijd van Vincent Van Gogh werkte er ook vrouwen en jonge kinderen
in de mijn. Toen was er nog niet veel van techniek die de mens ontlastte. In de
Belgische mijnen werkten vrouwen, meisjes en jonge kinderen langer in de mijnen
dan in Nederland. Hier is dat in een bepaalde periode verboden geworden.
Vrouwen zorgden meestal voor de kinderen, totdat de jongens oud genoeg waren
voor in de mijn, en de meisjes oud genoeg voor op kantoor schoon te maken of om administratie
bij te houden.
Er waren
natuurlijk nog wel meer beroepen in de buurt die je kon uit oefenen, zoals bij
de bakker. ’s Morgens om 6 uur beginnen tot ’s avonds 6 of 7 uur, dag in dag
uit, en dan een habbekrats als 2 gulden en 50 cent krijgen. Voor een hele week
werken.
Veel jongeren
die dan geld hadden verdiend, kwamen dit hele bedrag af te dragen aan zijn of
haar ouders. Het kwam maar zelden voor dat ze dit, al was het maar voor een
deel, zelf konden houden.
De
jeugd was meestal wel zo eerlijk en gaven al het geld bij hun ouders af, ze
konden dan ook niet anders, ze werden gecontroleerd. Op de uitbetaaldag kreeg
je eerst een loonstrookje, waarop stond hoeveel je had gewerkt en hoeveel je
daarvoor zou ontvangen. Had je het formuliertje, kon je verder lopen naar de
kassa, daar werd je uitbetaald. Als je dan buiten kwam zag je vaak vrouwen met
hun kinderen staan die het geld van hun man/ vader kwamen innen.
De
jeugd was eerlijk, een enkele volwassene soms niet. Zij gingen bijvoorbeeld na de nachtdienst
naar het tegenoverliggende café waar ze zich tegoed deden aan drank en brood,
daar bleven ze meestal tot de baas van het café zei dat het tijd was om weer op
nachtsjiech (nachtdienst) te gaan. Ze kwamen vaak
niet eens thuis. De vrouw des huizes zat dan te bidden in de hoop dat hij nog
terug kwam en haar niet alleen achterliet met een groot gezin dat vaak bestond
uit 7 à 9 kinderen. Het nuttigen van de drank en brood in het café was echter
niet voor niets. Als uitbetaaldag was en de vrouw het salaris binnenkreeg,
moest eerst een grote schuld worden afgelost bij het café. Het geld dat
overbleef was natuurlijk vaak te weinig om goed van rond te komen. Vaak was het
zo dat de man niets leerde van zijn stommiteit en het geklaag en angst van zijn
vrouw. En hij zette op de zelfde wijze zijn routine voort.
De
mijnwerker had niet altijd een leventje dat over rozen ging. Hij moest hard
werken. Het werken in de mijn was heel zwaar en zeer slecht voor de gezondheid.
Als je ziek was kreeg je geen uitkering zoals we dat nu kennen. Misschien wel een
kleine tegemoetkoming, maar nooit voldoende om van rond te komen. De angst om
dan ook een ongeluk te krijgen was heel groot, want stel dat de man stierf, of
gehandicapt raakte was een drama. Dan moest de vrouw alleen voor een groot
gezin zorgen. Vaak een gezin met 7 à 9 kinderen.
De
mijnwerker woonde met zijn gezin vaak in de nu typische mijnwerkershuizen.
Hoewel de mijnen reeds gesloten zijn, zijn de huizen nog steeds te zien. Niet
als een museum, maar gewoon als woonhuis. Op Heksenberg en in een deel van
Heerlen zijn veel van de huizen te zien en zijn nog steeds in een goede staat.
Ze hadden echt een typische uitstraling. Er was meestal een kachel in huis want
centrale verwarming was toentertijd nog niet. De mijnwerkerswoning was (* zie passage ) natuurlijk niet zo schoon als
een woning van iemand die niet in de mijn werkte. Het huis van een mijnwerker was toch iets zwarter, door
bijvoorbeeld de stof.
In
1965 kwam het besluit dat alle mijnen in Limburg gesloten zouden worden. Bij de
ongeveer 40.000 mijnwerkers kwam dit bericht als een donderslag bij heldere
hemel. Na dit bericht kwam er veel werkeloosheid en daardoor natuurlijk
armoede.
Opmerking
webmaster (*bedoeld wordt: van buiten niet zo schoon als woningen die niet in
de buurt van de mijn lagen). In huis was alles piekfijn in orde.
Evaluatie
Dit
werkstuk was onwijs veel werk, maar wel leuk om te maken. De tijd van de
mijnbouw interesseert mij wel. Vandaar dat ik heel veel onderzoek heb gedaan
naar de meningen van oude ex-mijnwerkers. Ze vertelden hoe het er aan toe ging
en wat ze allemaal mee maakten. Aan mijn opa “Tinus Schuler”
ook wel bekend als May heb ik veel hulp gehad en aan Wim Schoenmaekers van het Geon in Heerlen ook. Wim heeft mij informatie en sites
toegestuurd waar ik echt heel veel mee kon doen, dus als hij ook de
mogelijkheid heeft om dit te lezen wil ik hem bij deze heel hartelijk bedanken.
Glück Auf!
Naar hoofdpagina klik : hier