Reddingsbrigade
Deze link moet nog uitgewerkt
worden. Voorlopig foto’s van de Reddingsbrigade van de
Staatsmijn Emma tijdens een oefening in het jaar 1970 (Wout Jansen)
Symbool van het reddingswezen in de Duitse mijnen
De
reddingsbrigade was een selecte groep en bestond uit beambten, schiethouwers,
machinisten, houwers enzovoorts.
Uit
alle disciplines werden mensen geselecteerd.
Medische keuringen maakten ook
deel uit voor de selectie
Een
keer per maand werd geoefend. In de leermijn maar ook ondergronds.
Heel
veel aandacht werd besteed aan theorie en ehbo
geoefend. De laatste jaren werden ook de andere mijnen in het oefen programma
betrokken. De kameraadschap werd onderling gestimuleerd want je moest op mekaar kunnen vertrouwen.
Maar
dat geldt uiteraard voor alle mijnwerkers. Hier werd ook veel tijd aan besteed.
De oefeningen waren ook zeer realistisch en vrij zwaar. De onderlinge band werd
versterkt door om het jaar een uitstapje van twee dagen te maken al met al
was het intensief en kameraadschappelijk. Glück
Auf,
Groetjes Wout.
|
|
|
|
|
|
|
|
Doel van de reddingsbrigade
Overal waar gewerkt wordt kunnen ongevallen
gebeuren. Ondergronds spreekt men al van rampen als mensen worden ingesloten of
het slachttoffer worden van
mijngasontploffingen, branden of waterdoorbraken.
De reddingsploegen verlenen dan hulp aan
gewonden en proberen ingesloten mijnwerkers te bevrijden . In het ergste geval
de doden te bergen.
De werken worden verkend. De
ontregelde ventilatie moet worden hersteld.
Bij branden verrichten zij
bluswerkzaamheden en plaatsen branddammen.
De brigade moet kunnen beschikken
over geoefende reddingsmensen.
Oefeningen worden regelmatig
gehouden, bovengronds in de rookkamer en ondergronds onder alle omstandigheden.
Jaarlijks worden zij lichamelijk gekeurd.
De maximum leeftijd is 45 jaar.
De ploeg bestaat uit 5 à 6
manschappen en een ploegcommandant en de algehele
leiding berust bij de “leider van de reddingsbrigade”.
Ook beschikken de redders over
toestellen en apparaten waarmee zij in een zuurstofarme of giftige omgeving
kunnen werken.
Bij de Staatsmijnen had men het Draeger reddingstoestel
B.G. model 160 A. Dit toestel weegt circa 17 kilogram.
Het systeem werkt zo dat de lucht
die men uitademt weer moet worden hergebruikt en door nieuwe te vervangen.
Men is dus een met het toestel.
De uitgeademde lucht wordt
gezuiverd van waterdamp en koolzuur.
Om dat de realiseren maakt men
gebruik van een kalipatroon. Dat is een bus gevuld met kalikorrels. De korrels
liggen op een zeef.
De uitgeademde lucht gaat door de
kali en die neemt de koolzuur en waterdamp op.
Door de opname van laatstgenoemde stoffen gaat de patroon geleidelijk
over in potas en soda en de terugkerend gezuiverde lucht is warm.
Voelt de lucht koud of lauw aan
dan werkt de patroon niet en moet men buiten de gevaarlijke zone gaan .
Ik beschrijf niet alles in de
finesses.
De voornaamste onderdelen van het
toestel zijn: kalipatroon, zuurstofcylinder, afsluiter zuurstofcylinder,
finimeter, longautomaat, hefboom van longautomaat, bijpasventiel, luchtzak,
overdrukventiel, kleppenkast, waarin een alarmfluit, afsluiter hogedrukleiding,
masker inademslang en uitademslang.
De reddingsman stopt ook watten in
zijn oren om te voorkomen dat via de oren de schadelijke gassen in de luhtwegen
komen.
Verder draagt hij en helm,
koplamp.
Meegenomen wordt
Een horloge, notitieboekje met
potlood, een korfje met kanarie, draagbaar met twee dekens, rol isolatieband
een verbandddoos, tee signaalhorens.
In bepaald gevallen 50 meter
henneptouw en reddingsgordel.
Hier enkele foto’s van een
oefening op de Duitse mijn “General Blumenthal” Foto’s Heinz Grossmann
|
|
|
|
|
|
Hay Pistorius Reddingsman op de Prosper Haniel
|
|
|
|
|
|
|
|